BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

Fondation Maeght, Hans Hartung, Peking en geen Olympische Spelen

Ik kan me lichtelijk voorstellen dat de titel van dit Kunststukje verwarrend en chaotisch overkomt. Toch zit er beslist een logica in, alleen is het wel de logica van mijn associatieve kunstenaarbrein en die is, zelfs voor ingewijden, niet altijd makkelijk te volgen. Maar ik hoop dat aan het eind van dit stukje alles op zijn plaats is gevallen ondanks alle toch wel aanwezige hinkstapsprongen.

De oorsprong van dit verhaal ligt in Peking, waar ik in mei van dit jaar vier weken lang artist in residence was bij een galerie. Zoiets betekent dat je als kunstenaar een woonruimte en atelier ter beschikking krijgt waar je kunt werken aan je tentoonstelling die in die galerie gaat worden geëxposeerd. Samen met mijn lief zat ik in een kunstenaarsenclave aan de rand van Peking, temidden van vele Chinese kunstenaars die daar ook hun atelier hadden. In de galerie, de New York Arts Gallery Beijing, heb ik niet alleen mijn schilderijen tentoongesteld maar ook met een aantal Chinese vrouwelijke kunstenaars samengewerkt aan het beschilderen van een achttal zes meter lange banieren die ik van tevoren al had laten bedrukken met sterk uitvergrote delen van schilderijen van mij. De foto hieronder geeft een goede indruk van het resultaat. Maar hierop kom ik later nog terug in verband met de in de titel genoemde kunstenaar Hans Hartung.

In Peking kon ik de Chinese kunstwereld nu eens beter leren kennen dan van buitenaf in Europa, waar we alleen maar kunnen afgaan op allerlei verhalen in de media over die booming Chinese kunstwereld en de gigantisch hoge prijzen die er tegenwoordig voor schilderijen van een aantal hedendaagse Chinese kunstenaars op veilingen worden betaald. Wil je tegenwoordig een beetje meetellen als kunstverzamelaar, dan moet je toch echt wel minstens één werkje van minstens een miljoen dollar van zo’n Chinees in je bezit hebben. Dus sla uw slag nu de dollar nog steeds laag staat ten opzichte van de euro! Op de jaarlijkse beurs voor moderne kunst in Bazel, de Art Basel, die de belangrijkste is voor Europa en omstreken, waren ‘de Chinezen’ ook het eerst uitverkocht. Maar ja, wat wil je ook als echte kunstkenners als filmster Brad Pitt en Roman Abramovic, Russisch tycoon en eigenaar van de voetbalclub Chelsea, daar hun zuur verdiende miljoenen komen uitgeven.

Wat heeft dit alles te maken met de ‘Fondation Maeght’ in de titel, het beroemde particuliere museum in St.Paul de Vence, dat zo’n enorme verzameling moderne kunst bezit. Daaraan moest ik ineens denken in dat verre Peking, temidden van allerlei plaatselijke kunstenaars, door de manier waarop het echtpaar Maeght hun verzameling opbouwde. Het zou me namelijk absoluut niet verbazen als er over niet al te lange tijd in China allerlei soorten ‘Fondations Maeghts’ de grond uitschieten, maar dan wel met namen in Chinese lettertekens. De geschiedenis van de Maeght kunstdynastie is overal uitgebreid terug te vinden, daar zorgt de Fondation zelf wel voor die het museum altijd weer volop in de aandacht weet te houden. Maar een korte toelichting kan waarschijnlijk toch geen kwaad.

Als affichedrukker in Cannes komt  Aimé Maeght (1906-1981) in 1935 in aanraking met de bekende post-impressionistische schilder Pierre Bonnard (1867-1947) die een atelier heeft in Le Cannet. Daardoor gaat zijn vrouw Marguerite haar winkel in huishoudelijke apparatuur ook open stellen voor tentoonstellingen van plaatselijke kunstenaars. De vriendschap met Jean Moulin, galeriehouder in Nice en de latere grote Franse verzetsheld, resulteert uiteindelijk in het openen van een galerie in Parijs direct na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog. Omdat het echtpaar in de jaren daarvoor kunstenaars als Matisse, Braque en Léger heeft leren kennen kunnen ze in de door de oorlog lamgeslagen kunstwereld van Parijs gelijk flink in de bus blazen. Nieuwe contacten met onder anderen Miró, Chagall en Giacometti en de Amerikaanse kunstenaar Calder zorgen er voor dat hun kunsthandel  zeer floreert, waardoor ze ook een grote privéverzameling kunnen opbouwen. Begin jaren 60 besluit het echtpaar om op een stuk grond, dat ze al in de jaren 50 bij St.Paul de Vence hadden aangekocht, een particulier museum voor moderne kunst te vestigen met hun eigen, tegen die tijd al enorme verzameling als basis. Het uiteindelijke museum is een prachtig intiem gebouw geworden waaraan diverse van de ‘huiskunstenaars’ een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Zo ontwierp Giacometti een binnencour met een aantal van zijn beelden (zie de foto).

’t Is wel interessant hierbij even te vermelden dat de hierboven al  genoemde Roman Abramovic op de ook al genoemde Art Basel een beeld van diezelfde Giacometti kocht voor een luttele 13 miljoen. Ik weet niet meer of dit dollars of euro’s waren, maar ach, wat maakt dat uit voor zo iemand voor wie geld een volstrekt abstract begrip is geworden. Zou dit type mens nog wel eens een portemonnee met contant geld op zak hebben?  En dan te weten dat de Fondation Maeght een 60-tal beelden van Giacometti bezit!

Maar nu moet ik weer terug naar Hans Hartung (1904-1989) en de rol die hij heeft in dit verhaal. Tijdens mijn verblijf in Peking moest ik regelmatig aan hem denken omdat

olieverf van Hans Hartung, te zien bij de speciale tentoonstelling in de Fondation Maeght

hij een kunstenaar was die na de Tweede Wereldoorlog een grote rol speelde in de abstracte schilderkunst, vooral vanwege het jarenlang consequent onderzoeken van de rol van het schilder en tekengebaar bij het maken van een eigen soort tekens. En in China word je natuurlijk aan alle kanten omringd door de kalligrafische Chinese karakters. Ook de vrouwelijke Chinese kunstenaars met wie ik samenwerkte bij mijn project gingen veelal uit van die Chinese kalligrafie bij het beschilderen met Oost-Indische inkt van mijn lange banieren. Hartung kalligrafeerde eigenlijk ook, maar dan op een totaal eigen manier, die voor mij persoonlijk veel meer aansluit bij mijn Westers georiënteerde esthetisch gevoel dan de ouderwetse Chinese kalligrafeerkunst, die toch in de loop der eeuwen heel ontwikkeld is geraakt en waarvan ik in die meimaand vele voorbeelden heb gezien in Pekinese musea. Maar op de een of andere manier zit door de beeldopvoeding die je in onze omgeving meekrijgt die Oosterse kalligrafie toch minder vast in mijn kijk op de dingen dan de Westerse abstractie van tekens. Nu wil dus het toeval dat er deze zomer een grote tentoonstelling aan Hartung wordt gewijd in het, ja, u raadt ’t al, museum van de Fondation Maeght. Die moest ik natuurlijk zien, niet omdat ik een bewonderaar van hem ben, maar omdat ik nu wel eens in het echt wilde bekijken hoe hij die schildergebaren van hem in de loop der jaren ontwikkeld had. Dat op zich was al bijzonder interessant. Maar ik loop daar natuurlijk ook rond als een vakgenoot van hem die waarschijnlijk op andere dingen let dan de meeste museumbezoekers. Ik kan die expositie aanraden (nog te zien tot 16 november), vooral ook omdat je kunt zien dat wat hij op jongere leeftijd al deed in heel kleine en toch monumentaal overkomende tekeningen, later elke keer weer terugkomt in nieuwe variaties. Prachtig vond ik ook een filmpje waarin hij werkt aan een schilderij met eerst een paar tastende gebaren om op een esthetische manier een paar strepen neer te zetten, waarna hij echt los gaat en in een razend tempo doorwerkt op zo’n verantwoorde en aanvaardbare manier dat je beseft  dat hij dit alleen maar kon omdat hij dit in zijn leven al ontelbare keren had gedaan.

Maar in dat ontelbare keren iets doen, zijn de Chinezen ook meesters, zeker als je let op het aantal Chinezen dat ze samen hebben voortgebracht. Maar dat is een heel ander verhaal!

Ik bedoel hier de manier waarop een kunstenaar daar eindeloos bezig blijft met het produceren van min of meer dezelfde schilderijen als die bepaalde soort succes heeft. Denk  maar eens aan die werken met karikaturale ronde Chinese gezichten die hun mond vol tanden helemaal bloot grijnzen. Je komt ze tegenwoordig overal in het Westen, tegen, in galerieën, in musea en op veilingen voor gigantische prijzen. In China zelf zie je ze trouwens ook veel, maar dan als poster of als namaak door een andere kunstenaar tegen een veel lagere prijs. Ook heeft de betreffende kunstenaar al grote beelden van zijn figuren laten maken zoals bijgaande foto toont, die ik maakte in Peking.

Tijdens mijn verblijf leerde ik dat diverse rijke Chinezen proberen een graantje mee te pikken van de booming kunstwereld in hun land door kunstenaars aan zich te binden via een contract. Daarbij kunnen deze verplicht zijn hun hele productie aan de boss, zoals ze die zelf vaak noemen, af te leveren. Soms ook beperkt het contract zich tot een bepaald aantal werken en zijn ze verder vrij de rest zelf op de markt te brengen. Daarom moest ik in Peking denken aan de Fondation Maeght en de kans op vele van die fondations in China. Er worden daar op het ogenblik grote collecties opgebouwd die deels verkocht worden maar deels ook worden bewaard. En als je dan toch geld zat hebt, kun je ter meerdere eer en glorie van jezelf voor het bewaarde deel net zo goed eens een museum neerzetten.

Hoe lang trouwens die hype rond de moderne Chinese kunst zal duren? In de kunstbladen lees je nu al dat India er zit aan te komen! Maar mocht u vooral eerst meer willen weten over die Chinezen, dan kunt u terecht op mijn website www.toosvanholstein.nl, waar via de knoppen ‘exposities’ en ‘alle vorige exposities’ onder het jaar 2008 een link staat naar het weblog uit Peking dat ik tijdens mijn verblijf daar dagelijks maakte naar aanleiding van mijn ervaringen en overpeinzingen.

Is ’t u trouwens opgevallen dat ik het wel over Peking heb gehad en niet over de Olympische Spelen die net aan de gang waren toen ik dit stukje schreef? Goed hè!


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.