BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

 

Matisse à Nice

Die Romeinen waren nog niet zo gek, al willen Astérix en  Obélix ons toch anders doen geloven. En Queen Victoria en Matisse waren dat trouwens ook niet. De combinatie van deze stellingen komt ongetwijfeld curieus over maar het bewijs ervan ligt op de Cimiez in Nice. Over de ruïnes daar van Cemenelum, het Romeinse Nice, zal ik ’t hier verder niet hebben, maar die gekke Romeinen wisten wel altijd hele mooie plekjes uit te kiezen! Denk je daar eens even de steenmassa van het huidige Nice weg, dan is het uitzicht op de Méditerranée beslist niet onaardig. Queen Victoria had dat ook wel door want dichtbij de ruïnes bevindt zich het imposante La Régina. In dit voormalige hotel was voor de vorstin van het 19de eeuwse Britse imperium en haar gevolg een hele vleugel beschikbaar tijdens haar verblijf aan de Côte d’Azur als ze even genoeg had van Londen en Buckinham Palace. Ondanks de ongelooflijke hoeveelheid villa’s en gebouwen die er sinds die tijd in Nice bij is gekomen, kun je van Engelse mijlen ver, als je weet waar het gebouw staat, nog steeds goed zien dat de Britten bij het besturen van hun gigantisch rijk beslist geleerd hadden in het groot te denken. Maar waar ligt de connectie met Henri Matisse hoor ik u nu denken. Die is tweeledig. De eerste link zal voor de kunstliefhebber vermoedelijk niet al te moeilijk te leggen zijn, want vlak boven de Romeinse resten ligt het 17de eeuwse Italiaanse ‘Casa del Padrone’, een prachtige villa die nu het Musée Matisse in zich bergt. De tweede link, die met het Régina, zal in de loop van dit stukje duidelijk worden.

Overigens ontstond het idee voor deze aflevering toen ik las dat het Matisse Museum in juni weer wordt opengesteld voor het publiek na langere tijd gesloten te zijn geweest wegens een verbouwing. “Eindelijk”, dacht ik, want Matisse is voor mij als kunstenaar één van mijn grote voorbeelden en als ik in Nice verblijf, is een bezoekje aan zijn museum bijna een must, zeker als er, zoals nu, een speciale tentoonstelling wordt georganiseerd. Daarom leek ’t me interessant de persoon van Matisse en zijn speciale band met Nice eens te belichten. Want dat die band sterk was, blijkt wel uit het feit dat hij, hoewel hij Nice pas in 1917 op 48-jarige leeftijd voor het eerst bezocht, er daarna jarenlang heeft gewoond en gewerkt en, toen hij in 1954 stierf, begraven werd op het kerkhof van de Cimiez.

Dat eerste bezoek in de decembermaand van 1917 had te maken met een bronchitis die Matisse wilde bestrijden in het milde klimaat van de Côte d’Azur. Hij was direct begeesterd door het licht aan de kust: “Toen ik begreep dat ik dit licht elke morgen weer zou kunnen zien, kon ik mijn geluk niet op”. Voor een schilder is dat niet zo vreemd want die leeft en ademt haast bij de gratie van het licht. Daarbij kwam nog dat Matisse de grote voorman was geweest van de Fauvisten, een richting in de schilderkunst die zijn oorsprong vond in Parijs in de periode 1905-1907. Deze groep zogenaamde ‘wilden’, waar ook de Nederlander Kees van Dongen deel van uit maakte, experimenteerden met een heel ander kleurgebruik dan tot die tijd gebruikelijk was: rode en groene gezichten, paars haar en blauwe bomen waren geen probleem. Ik kan me dan ook goed voorstellen dat Matisse getroffen werd door het heldere licht in Nice en wat dat deed met kleur.

  La baie de Nice, 1918, 90 cm-71 cm  

                           

Voor een paar maanden huurt hij een kamer in het aan de kust gelegen Hôtel Beau Rivage, nu meer dan 100 jaar oud, met de ingang aan de Rue Saint-François de Paule direct achter de Promenade. Een plaquette in de gevel herinnert nog steeds aan dit verblijf. Direct naast het hotel huurt hij nog een appartement op nr. 105, Quai des Etats Unis (toen Quai du Midi) om daar zijn atelier in te richten. Hier ontstaat onder andere het schilderij ’La baie de Nice’, waarop nog de pier is te zien die destijds aan de Promenade des Anglais was te bewonderen. Omdat het hotel geconfisqueerd wordt om er soldaten in onder te brengen, het is ten slotte nog steeds 1918, verhuist Matisse noodgedwongen voor een paar maanden naar de Avenue du Mont Boron aan de andere kant van de haven voordat hij in de zomer weer terugkeert naar Parijs. Dit proces zal zich de komende jaren voortdurend gaan herhalen: ‘s winters in Nice en ’s zomers in Noord-Frankrijk.

Als Matisse in november 1918 weer in Nice terugkomt, vindt hij onderdak in het Hôtel de la Méditerranée et de la Côte d’Azur aan de Promenade des Anglais. Hier zal hij de komende jaren telkens weer komen resideren. Het oorspronkelijke gebouw bestaat trouwens al lang niet meer. Jarenlang stond er nog wel, als een rotte kies aan de Promenade, de vervallen voorgevel, die een beschermde status had, met een gapend gat erachter. Uiteindelijk staat er nu weer het prestigieuze, superdeluxe Palais de la Méditerranée waar u met een extravagante flappentap wel een leuk optrekje kunt kopen. Hoewel Matisse destijds al een goedverkopend, beslist niet onbemiddeld kunstenaar was, kun je je afvragen of hij er in deze tijd ook weer had willen zitten. Ik probeer me wel eens een voorstelling te maken van het oude Nice, van de Promenade met alleen maar koetsen en de elegant geklede beau monde die er flaneerde. Daarvoor is echter wel een zeer levendige fantasie nodig met de huidige stinkende en ronkende autofiles en de rijen geparkeerde auto’s. Hoewel, er vinden de laatste jaren toch allerlei positieve ontwikkelingen plaats: het verkeer wordt enigszins terug gedrongen en de wandelpromenade komt er steeds aangenamer uit te zien. Wie weet keert er ooit iets terug van de oude grandeur als alle maatregelen, zoals de aanleg van le tramway en de recente openstelling van de verbeterde voie rapide,  hun vruchten gaan afwerpen. Maar terug naar Matisse!

Fête des Fleurs, 1921, 72 cm-99 cm

                                            

Een mooi blijk van zijn aanwezigheid in het Hôtel de la Méditerranée is een schilderij waarin hij het jaarlijkse Festival des Fleurs weergeeft. Van dit onderwerp maakte hij overigens een hele serie waarvoor hij zelfs speciaal nog een kamer in het hotel huurde nadat hij in 1921 al een ander appartement had betrokken aan nr.1, Place Charles Félix in het verlengde van de Cours Saleya. Het is duidelijk dat Matisse een goede neus had voor mooie plekjes. Want wie zou niet zo’n soort optrekje bij de Cours Saleya willen hebben, zo direct achter de boulevard. In ‘Intérieur au phonographe’  is door het raam nog net een stukje van de Cours zichtbaar. Op de derde en later vierde verdieping van dit statige, oker gekleurde woonpand, dat nu overigens beslist een nieuw verfje nodig heeft, had de kunstenaar natuurlijk ook nog een prachtig uitzicht over de baai.

Opvallend is dat ongeveer tegelijkertijd met zijn komst naar Nice de stijl van Matisse verandert. Na zijn fauvistische periode en een verblijf in Marokko was hij tijdens de jaren van de eerste Wereldoorlog wat meer abstraherend gaan werken. In Nice komt de figuratie, maar dan wel op een Matisse-manier, weer meer terug. Hij was ten slotte toch de meester die met simpel lijkende ingrepen en kleurvlakken feitelijk bestaande ruimten naar onbestaanbare ruimten wist om te vormen terwijl je dat bij een vluchtige beschouwing niet eens snel in de gaten hebt. ‘Grand interieur’, in 1919 gemaakt in zijn kamer van het Hôtel de la Mediterranée, is hiervan een mooi voorbeeld.

                                                 

Grand interieur, 1919, 132 cm-89 cm                         Intérieur au phonographe, 1924, 100 cm-81 cm

Hoe kun je ooit  die vrouw op het balkon zo zien zitten als je bovenop de fauteuil en de tafel in de kamer kijkt, hoe hangt dat rechter gordijn eigenlijk vergeleken met het linker, hoe zit ’t met dat kleine stukje rode linkermuur, hoe erg gruwt een echte realist van het perspectief in die typische Niçoise tegelvloer en hoe diep is nu dat balkon? En ga er maar vanuit dat alles in dit werk bewust zo is geschilderd! Vaak maakte Matisse meerdere versies van een werk met allerlei verschuivingen in de compositie, met toevoegingen en weglatingen voordat de uiteindelijke versie voldeed in het oog van de meester.

De kunstcritici, te vaak een type mens dat zichzelf graag ziet als een soort heersers in de kunst, bekritiseerden dit nieuwe ‘zich laten gaan’ uiterst scherp en noemden hem met een zekere verachting ‘barok’. Maar in de gewone pers en bij het publiek vond juist een ommekeer plaats ten gunste van de schilder. De dadaïsten, kubisten en abstracte kunstenaars verweten hem dat hij toegaf aan de slechte smaak van het publiek en de conservatievere pers feliciteerde hem juist. Maar beide kampen vroegen zich wel af waar die ‘verschrikkelijke wilde’ gebleven was. Matisse zelf had helemaal geen behoefte aan dit soort discussies. Hij wilde, zoals hij zei “leven als een monnik in een cel waarin ik onbezorgd en ongestoord kan schilderen”. Juist door deze onafhankelijke houding kon hij echter een oeuvre scheppen dat hem tot één van de belangrijkste kunstenaars van de 20ste eeuw heeft gemaakt.

Hoe dan ook, ’t gaat Matisse goed: hij heeft tentoonstellingen overal in Europa en de Verenigde Staten en rijke verzamelaars kopen zijn werk. Zo krijgt hij in 1930 tijdens een bezoek aan de USA van Dr. Albert Barnes, één van zijn bewonderaars die de Matisses zo’n beetje per dozijn aankocht, de opdracht een grote schildering te maken voor de centrale hal in het museum waar deze zijn collectie toonde. Terug in Nice huurt de kunstenaar een opslagplaats op 8, Rue Désiré Niel want zijn atelier is veel te klein voor de grote panelen die hij voor Barnes gaat maken. Frappant is overigens dat tegenwoordig op deze plek een galerie zit. Hier ontstaat het beroemde ‘La danse’  waarin de schilder voor het eerst zijn later zo beroemd geworden techniek van papieruitsneden toepast waarbij hij vooraf grote vellen papier monochroom beschildert. Op deze manier kon hij, door het verschuiven van de ‘knipsels’, veel makkelijker spelen met de ruimte tussen en om de dansende figuren dan bij het

voortdurend moeten overschilderen van een doek als het resultaat hem minder goed beviel. Van het werk bestaan overigens twee versies. Het bleek namelijk bij aankomst in Amerika dat de eerste versie verkeerde afmetingen had.

 

La danse, 1931                                                      

 Ach, een klein foutje moet toch kunnen!  Hierdoor bezit het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris ook een ‘La danse’  terwijl de tweede, definitieve versie te bewonderen valt in de Barnes Foundation in Pennsylvania.

Dat Matisse later nog veel meer van het soort papieruitsneden als ‘La danse’ zou maken, maar dan op de Cimiez in het aloude Hotel Régina kon hij toen natuurlijk nog niet bevroeden en voor het feit dat op een steenworp afstand daarvan nu het Matisse museum ligt, geldt hetzelfde. Maar in 1938 koopt hij in het Régina, alweer zo’n prachtige plek, twee grote appartementen. Afgezien van nog een verblijf in Vence, nadat hij in 1943 Nice ontvlucht vanwege de dreiging van bombardementen door de geallieerden, zal hij hier blijven wonen en ook sterven. Dat verblijf in Vence werd trouwens nog wat jaartjes langer dan bedoeld omdat hij daar uiteindelijk ging werken aan wat hij wel zijn levenswerk noemde, de Chapelle de la Rosaire. Over die kapel schreef ik al eens in een Kunststukje.

In het Musée Matisse is van 7 juli tot 28 september een thematentoonstelling ‘rencontres d’oeuvres’ te zien die twee schilderijen van Matisse als uitgangspunt neemt en die beide in 1947 in Vence zijn geschilderd: ‘Nature morte aux grenades’ en ‘Intérieur rouge, nature morte sur table bleue’.

                                                                                

 Intérieur rouge, Nature morte sur table bleue,1947, 116 cm-89 cm           Nature morte aux grenades, 1947

Op zich is het al interessant om dit laatste werk eens  te vergelijken met de twee interieurschilderijen hierboven die veel eerder, in 1919 en 1924, zijn gemaakt. Dan zijn de profetische woorden die Gustave Moreau, leermeester van Matisse aan het eind van de 19de eeuw, over zijn leerling sprak heel goed te begrijpen: “U zult de schilderkunst eenvoudiger maken”. Ik ben ’t helemaal eens met Moreau, waarbij ik u ook uit rijke ervaring kan zeggen dat eenvoudig schilderen één van de moeilijkste dingen van het vak is.

Mocht u de expositie bezoeken, geniet dan ook van het Parc des Arènes ervoor met die prachtige, oude olijfbomen, een plek waar Matisse heel graag wandelde. Als ik er wel eens zit en geniet van de ambiance en het dagelijks leven dat zich daar afspeelt, begrijp ik altijd weer waarom mijn levensgezel Nice definieert als ‘Parijs in het klein maar dan op z’n Italiaans’.


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.