BEELDENDE KUNST
Rubriek door Toos van Holstein
De vrouw in de kunst deel III (slot): eindelijk gelijkwaardig?
Toen ik in 2005 besloot om voor deze kunstrubriek iets te schrijven over ‘De vrouw in de kunst’ had ik er beslist geen idee van dat het een triptiek zou worden, maar hier is dan toch het laatste deel. De rode draad door de delen heen was steeds de ondergeschikte positie van de vrouw in de kunstgeschiedenis, geïllustreerd aan de hand van ‘het taboe van het naakt’. Want het was toch wel vreselijk onzedelijk als ook vrouwen naakte lichamen zouden gaan schilderen! Blijkbaar was de geestelijke gesteldheid van de man daartegen beter bestand dan die broze psyche van de vrouw. Dat het natuurlijk vooral mannen waren die dit benadrukten, wekt geen verbazing. Te lang hebben ideeën van filosofen als Kant (1724-1804) en Rousseau (1712-1778) invloed gehad op deze manier van denken. Kant beweerde dat alleen mannen een genie konden zijn omdat de vrouw te weinig controle zou hebben over haar emoties. Rousseau hield het er op dat vrouwen over te weinig passie zouden beschikken. Maar zoals ik in deel II beschreef, begonnen die ideeën in de 19de eeuw toch langzaam te kantelen. Overigens waren vrouwelijke kunstenaars door al deze onderdrukking zodanig geconditioneerd geraakt dat ze zelf soms ook moeite hadden om zich aan dit soort ideeën te ontworstelen. Een prachtig voorbeeld daarvan is een episode in het dagboek van een 23-jarige Amerikaanse die in 1901 haar kunstenaarsopleiding volgde aan de Académie Colarossi in Parijs, de stad waar het destijds ‘allemaal gebeurde’.
Laura Knight, Zelfportret met naakt, 1913
Ze schrijft:’ Op de eerste dag, een open deur passerend bij één van de ateliers, zag ik Hermione staan en ging naar haar toe. Ze stond daar kalm te kijken met haar hoofd kritisch naar één kant. Aan het einde van de zaal passeerden in een rij één voor één naakte, mannelijke modellen. Het model voor die week werd gekozen. Voordat de rede het instinct kon controleren, draaide ik me om, en rende weg, sloot me op in de wc en voelde me ziek. Hoe kon mijn lieve Hermione daar staan, zo kalm taxerend? Hoe kon ze? Toen schudde ik mezelf door elkaar. “Idioot, puriteinse! Terug en imiteer Hermione’s nonchalance”. Het kostte me daarna maar weinig tijd om ook een schattend oog over de modellen te laten gaan.’
Ze is waarschijnlijk één van de vele vrouwen geweest die het zo is vergaan. Nu kunnen we ons dat in onze Westerse wereld absoluut niet meer voorstellen. Dat is dan vooral te danken aan de strijd van vele vrouwelijke kunstenaars in de 19de eeuw. Die grotere vrijheid kwam duidelijk tot uiting in de uitgebreidere onderwerpkeuzen van de vrouwen maar betekende niet dat daarmee de positie van mannelijke en vrouwelijke kunstenaars gelijkwaardig was geworden. Bolwerken van macht geven niet zo snel hun privileges op, dat blijkt altijd weer in de geschiedenis en voor de kunstwereld was dat niet anders.
Maar hoe dan ook, in de 20ste eeuw is de positie van de vrouw in de kunst veel sterker geworden. Toch zullen velen vooral namen van wereldberoemde mannelijke kunstenaars uit die eeuw kunnen noemen, terwijl er toch ook behoorlijk wat vrouwelijke iconen zijn aan te wijzen. Heeft u ooit gehoord van de Russinnen Natalija Sergeevna Goncharova (1881-1962) en Olga Rozanova (1860-1938), belangrijke leden van avant-gardistische kunstbewegingen aan het begin van de 20ste eeuw? Of van Marianne von Werefkin (1860-1938) en Gabrielle Münter (1877-1962) die betrokken waren bij de Duitse avant-garde uit hun tijd en de oprichting van de befaamde expressionistische kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter met daarin de nu veel bekendere Kandinsky, August Macke en Alfred Kubin?
Of van Laura Knight (1877-1972)? Alleen al vanwege haar schilderij ‘Zelfportret met naakt’ uit 1913 zou ze in de kunstboeken moeten worden genoemd als je denkt aan al het voorgaande. Dit werk illustreert trouwens heel goed de veranderingen die in de maatschappij plaatsvonden. In 1936 was Knight de derde vrouw die werd toegelaten tot de Royal Academy in Londen. En dan te bedenken dat bij de oprichting van dit illustere gezelschap in 1768, dus 168 jaar eerder, de eerste twee vrouwen betrokken waren, waaronder de door mij al eens genoemde Angelica Kauffman. Overigens was Laura Knight toen ook al als eerste vrouwelijke kunstenaar benoemd tot Dame van het British Empire. In eigen land had ze over roem dus niet te klagen, maar daar buiten? Tijdens mijn opleiding aan de Academie heb ik haar naam bij de kunstgeschiedenis nooit horen noemen en kwam ze ook in de standaardboeken, altijd geschreven door mannen, niet voor.
Frida Kahlo, De gebroken ruggegraat, 1944
Nog maar eens een paar namen? Frida Kahlo, Tamara de Lempicka, Georgia O’Keeffe, Leonor Fini? Voor mij zijn dit grote kunstenaars die thuis horen tussen de wel beroemde namen van mannelijke collega’s. Waarschijnlijk is van hen de Mexicaanse Frida Kahlo (1907-1954) bij het grote publiek het bekendst. Maar dat heeft dan, denk ik, meer te maken met de speelfilm over haar leven die een aantal jaren geleden in de bioscopen draaide dan met haar kunst. Dat leven was trouwens ook wel een film waard. In één woord zou je het kunnen omschrijven als ‘heftig’: grote lichamelijke ongemakken, altijd pijn,vele operaties, een knipperlichtrelatie met haar grote liefde en bekend kunstenaar Diego Rivera die het ook nog even met haar zus hield, onderdak bieden aan de voor Lenin uit Rusland gevluchte communist Leon Trotsky, onderbroken zwangerschappen en daarbij ook nog werkend aan een zeer eigen oeuvre van min of meer surrealistische schilderijen. Voor zoiets moet je wel een heel sterk karakter hebben en een ongelooflijke levensdrang. Maar uiteindelijk zal ze, denk ik, toch vooral voortleven door haar indringende en emotionele schilderijen die steeds zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen.
Is Frida Kahlo dan nog enigszins bekend bij het grote publiek, de van oorsprong Argentijnse Leonor Fini (1908-1996), die het grootste deel van haar leven in Frankrijk doorbracht, is dat zeker niet. Haar naam kende ik zelfs niet tot ik die in 1992, toen ik voor langere tijd in St. Paul de Vence verbleef, tegen kwam in de bibliotheek van de Fondation Maeght, het bekende museum aldaar. Ik was direct gegrepen door haar schilderijen en steendrukken en begrijp nog steeds niet dat ze alleen wereldberoemd was in Frankrijk en een beetje in de USA en niet in de rest van het heelal. Dit was iemand die een geheel eigen wereld geschapen had, zich niets aantrok van trends en werkte aan een eigenzinnig oeuvre van hoge kwaliteit. Maar ja, als je als vrouw het beruchte Histoire d’O illustreert, een zeer controversiële, sterk erotisch getinte roman uit 1954, dan ben je inderdaad eigenzinnig.
Zowel Kahlo als Fini kwamen jarenlang nauwelijks voor in de officiële kunstgeschiedenisboeken. Zo duurde het bijvoorbeeld tot 1995 voordat in de 5de en herziene druk van het universitaire standaardwerk ‘Wereldgeschiedenis van de kunst’ door H.W. Janson, vooral gebruikt in de USA, pas echt aandacht werd gegeven aan vrouwelijke kunstenaars. Ook in een ander 20ste eeuws standaardwerk over kunst, ‘Eeuwige schoonheid’ van E.H.Gombrich, wordt zelden een vrouwelijke kunstenaar genoemd. En dat terwijl Giorgio Vasari al in de 16de eeuw in zijn ‘Kunstenaarslevens’ enkele vrouwen de volledige erkenning gaf voor hun talent en succes.
Leonor Fini, La gardienne à l’oeuf rouge, 1955
Pas onder invloed van het feminisme in de jaren 70 van de vorige eeuw en de daaruit voortkomende universitaire leerstoelen voor vrouwenstudies kwamen veel vrouwelijke kunstenaars uit het verleden weer meer in de schijnwerpers te staan. Tot die tijd werd hun werk ondanks alle positieve ontwikkelingen, toch vaak nog weggedrukt binnen een door mannen beheerste kunstwereld.
Dat was bijvoorbeeld ook het geval met de Poolse Tamara de Lempicka (1898-1980). Zij kwam in de roaring twenties in Parijs tot grote roem. Dat was trouwens niet alleen vanwege haar kubistisch georiënteerde portretten van the rich and the famous. Haar rol in het Parijse uitgaansleven en een aantal beslist sensueel te noemen schilderijen droegen daaraan zeer zeker bij.
Na de Tweede Wereldoorlog, toen ze in de USA woonde, taande haar roem. Dankzij onder anderen Barbara Streisand is haar kunst nu weer in genade aangenomen en is ze opnieuw een lieveling van het publiek, maar dan op de veilingen. Streisand verzamelde haar schilderijen als onderdeel van een prachtige Art Deco collectie en bracht de Lempicka daarmee weer onder de aandacht.
Tamara de Lempicka, De twee vriendinnen, 1923
Dat gebeurde in de periode dat figuratieve kunst zo langzamerhand weer een beetje ‘mocht’ van het officiële kunstpausencircuit na alle abstracte en conceptuele kunstexplosies die tientallen jaren het beeld van de museale kunstwereld bepaalden. Dat die periode trouwens nog steeds niet echt voorbij is, blijkt wel uit het succes dat Tracey Amin had. Als één van de ‘Young British Artists’, een groep kunstenaars die groot is gemaakt door reclamegoeroe en kunstverzamelaar Saatchi, had ze een aantal jaren geleden in het Stedelijk in Amsterdam een expositie waarop bijvoorbeeld een tentje werd tentoongesteld waarin al de namen te vinden waren van diegenen met wie Tracey het bed had gedeeld. Je kunt je afvragen of zij, na over een aantal jaren ongetwijfeld uit beeld te zijn verdwenen, ooit weer wordt herontdekt zoals dat nu bij de Lempicka gebeurt. Het gezegde ‘kwaliteit verloochent zich niet’ gaat voor de laatste, naar mijn bescheiden mening, beslist meer op dan voor de kunst met een hoog gehalte ‘gebakken lucht’ van Tracey Amin. Interessant is natuurlijk wel om te zien hoe beide vrouwelijke kunstenaars, geheel in stijl met hun eigen tijd, omgaan met sex en erotiek.
Die erotiek is ook bij Georgia O’Keeffe (1887-1986), één van mijn andere schildericonen en één van de bekendste vrouwelijke kunstenaars in de USA, een thema dat voortdurend een rol speelde tijdens haar leven, of ze dat nu wilde of niet. Zelf ontkende ze haar hele leven lang in alle toonaarden dat haar werk ook maar iets met erotiek had te maken.
Georgia O’Keeffe, Red Hills and White Flower, 1937
Maar de kunstcritici (mannen vooral!) zagen in haar schilderijen van o.a. vaak sterk uitvergrootte details van bloemen veelal seksuele afbeeldingen. Ze werd zelfs afgeschilderd als ‘een door sex geobsedeerde nymfomane’. In verband hiermee is het interessant een opmerking aan te halen van een in 1985 in New York opgerichte groep vrouwelijke kunstenaars, de zogenaamde Guerrilla Girls. Die groep protesteerde tegen seksisme in de kunstwereld met behulp van posters die ze overal aanplakten. Een van hun opmerkingen was dat wanneer een man zijn libido toont in zijn kunst er gewoonlijk grote filosofische en esthetische denkbeelden aan gekoppeld worden, terwijl een vrouw er op wordt aangevallen. Dat laatste valt dan tegenwoordig wel mee (zie Tracey Amin hierboven), het eerste is eigenlijk nog steeds het geval. Ik zie op avant-gardistische kunstbeurzen wel kunst van mannen, met de vrouw als onderwerp, waarvan ik denk dat ze hun puberale fantasieën nog steeds niet te boven zijn gekomen. Terwijl ze daar op een hulpeloze en technisch vaak slechte manier uiting aan geven, zijn de kritieken lovend. Interessant is in het geval van O’Keeffe trouwens nog dat de feministische beweging in de jaren 70 in Amerika haar kunst ook duidelijk in het seksuele vlak probeerde te trekken. Maar zijzelf, altijd al een onafhankelijk denkend kunstenaar geweest, weigerde in deze mening mee te gaan.
Al met al is de positie van de vrouw in de kunst heel veel beter geworden, maar ik heb toch het gevoel dat er ten opzichte van de positie van de man nog geen volledig evenwicht is gevonden. Bij de Nederlandse verkiezing van Kunstenaar van het Jaar (www.kunstenaarvanhetjaar.nl) is tot nu toe nog steeds een man de uitverkorene geweest. Wordt het niet eens tijd dat dit een vrouw wordt?
Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.
Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.