BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

Wat heeft Picasso met 1606 te maken?

Er is geen ontkomen aan! Op de vlucht van Nice naar Amsterdam confronteert Transavia u er mee als sponsor, er wordt een musical tegenaan gegooid, een boek als De Da Vinci Code verschijnt en in de Lakenhal in Leiden wordt Picasso van stal gehaald omdat die door hem is geïnspireerd. Verder wordt in Amsterdam zijn werk gecombineerd met dat van de grote Italiaanse schilder Carravagio, terwijl die al dood was toen onze held nog een kleuter was en schrijft iemand een roman over hem, gebaseerd op een fictief dagboek.

Naast het jaartal 1600 dat welhaast voor eeuwig in ons nationaal geheugen staat gegrift door de Slag bij Nieuwpoort zullen we in de toekomst ook moeilijk het jaartal 1606 kunnen vergeten. Wie nu nog niet weet dat dit het geboortejaar van Rembrandt was, heeft de afgelopen tijd toch echt gewoond in een hutje op de hei zonder krant, tijdschrift, televisie, computer, radio of wat voor communicatiemedium dan ook.

Wat maakt Rembrandt toch zo speciaal dat er zoveel aandacht aan hem wordt gegeven? Wat kan er nog voor nieuws over hem worden gepubliceerd dat nog onbekend was tot nu toe? Wat is er waar van de mythe van Rembrandt zoals die bij de meesten bekend is? Waarom zou ik in deze kunstrubriek eigenlijk nog iets over hem moeten schrijven? Natuurlijk is dat omdat hij één van de hele groten is geweest en omdat hij echt ongelooflijk mooie schilderijen heeft gemaakt. Maar ook is het omdat ik moeilijk iets over hem kan zeggen in 2007 vanwege het feit dat het dan 401 jaren geleden is dat hij werd geboren. En ook is het omdat de rondom hem geweven mythe zo langzamerhand aan een andere interpretatie toe is op grond van de nu bekende gegevens. Op school leerden we ten slotte dat hij arm, eenzaam en vergeten stierf en povertjes werd begraven.

Maar dat beeld klopt niet meer. Jazeker werd hij in 1656 failliet verklaard en moest hij zijn dure woning, het huidige Rembrandthuis in Amsterdam, verlaten om zijn intrek in een kleiner optrekje te nemen. Maar dat kwam niet voort uit armoe, dat had onder andere te maken met het feit dat hij bij de aankoop van zijn huis maar een derde deel van de koopsom betaalde en later de resterende schuld niet afloste omdat hij zich graag omringde met mooie en exotische spullen die ook een lieve duit kostten.

Recente berekeningen hebben aangetoond dat hij met die lieve duit makkelijk de schuld voor zijn huis had kunnen aflossen. Toen tijdens de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) veel handelsschepen Nederland niet konden verlaten omdat de kust geblokkeerd werd, zakte de handel in, hadden schuldeisers, dus ook die van Rembrandt, ineens geld nodig en waren er meer schilders die in de problemen kwamen. Rembrandt kon dus gewoonweg niet zo goed met geld omgaan.

Anslo en zijn vrouw

 Portret van Cornelis Claesz. Anslo en zijn vrouw,

 Staatliche Museum Berlin             

 1641, 176-210 cm,

Daarom begonnen zijn levensgezellin Hendrickje Stoffels, met wie hij geheel tegen de zin van de kerk in hokte, en zijn zoon Titus na zijn faillissement een kunsthandel waarbij ze financieel de zaken voor Rembrandt regelden en hem dus ook een beetje in de gaten konden houden.

Ook was hij niet vergeten, in tegendeel, hij behoorde nog steeds tot de beroemdste kunstenaars van Europa zoals blijkt uit diverse buitenlandse documenten. Zo verkocht hij tussen 1652 en 1663 enkele schilderijen aan de Siciliaanse edelman en kunstverzamelaar Don Antonio Ruffo die daarbij in eerste instantie gewoon op de faam van Rembrandt  afging zonder zijn schilderijen in werkelijkheid te hebben gezien. Even een e-mailtje met een plaatje doorsturen was er ten slotte nog niet bij.

Zo kwam ook in 1667 prins Cosimo, de latere aartshertog van Toscane, bij de pittore famoso  op bezoek. In 1669, het sterfjaar van Rembrandt, gebeurde dat nog een keer waarbij hij vermoedelijk een zelfportret van Rembrandt kocht. Het 19de eeuwse beeld van ‘die oude, arme, zielige Rembrandt’  behoeft dus een behoorlijke bijstelling. Dat doet natuurlijk niets af aan het vermoeden dat hij als persoon behoorlijk eigenwijs en recalcitrant kon zijn. Maar had hij daar ook niet zo zijn redenen voor? Hij was virtuoos, wist wat hij kon, was schildertechnisch gezien voortdurend op zoek naar nieuwe wegen en stond voor wat hij deed.

Dat virtuoze blijkt uit zijn vaardigheid in elk schildergenre van zijn tijd. De grootste kunstenaars uit onze Gouden Eeuw waren toch eigenlijk allemaal specialisten in een bepaald genre. Bij Vermeer denken we direct aan zijn interieurs, bij Frans Hals aan de portretten, bij Ruisdael aan landschappen, bij Jan Steen aan zijn volkstaferelen. Maar waaraan denken we bij Rembrandt? In feite aan alles: het in die tijd belangrijkste genre van de historieschilderijen met Bijbelse en klassieke afbeeldingen, de vele portretten die hij maakte in opdracht, zijn zelfportretten, niet te vergeten zijn landschapsschilderijen en ook zijn volkstaferelen. Die laatste werden echter veelal in tekeningen en etsen verwerkt, een techniek waarin hij ook al een onovertroffen meester was. En in al die genres wist hij de overtreffende trap te vinden. Als er al een genre was dat sterk aan regels gebonden was, was dat wel het in opdracht schilderen van portretten. De meeste opdrachtgevers staan er statig, ernstig en verheven bij.

Maar Rembrandt, en trouwens ook Frans Hals, wisten toch regelmatig vernieuwingen te introduceren. De levendigheid in bijvoorbeeld Rembrandts portret van de predikant Cornelis Claesz. Anslo en zijn vrouw is bijkans onovertroffen in die tijd (zie hierboven). Wel spreekt het natuurlijk vanzelf dat de vrouw opkijkt naar haar erudiete man, maar daarin is al in geen eeuwen verandering gekomen. Daarvoor hoef je alleen maar te kijken naar foto’s van Amerikaanse presidenten die bewonderend glimlachend worden aangekeken door hun vrouw als ze het applaus van het klapvee in ontvangst nemen na weer eens een bijzonder belangrijke uitspraak.

Ook in zijn historieschilderijen kon hij een emotie leggen die weinig anderen hem nadeden. Een supervoorbeeld daarvan is ‘De berouwvolle Judas’ uit 1629. Het grote emotionele gebaar wordt daarbij in gezichts- en lichaamsuitdrukking niet gemeden.

Judas

 De berouwvolle Judas(detail),         

 79-102 cm, particulier bezit            

Maar daarbij moeten we wel bedenken dat alles in dat ene schilderij moest worden uitgedrukt. Het hele verhaal van Judas die de 30 penningen komt terug brengen na zijn berouw over het verraad van Jezus en de weigering van de hogepriester die in ontvangst te nemen kan niet even filmisch worden weergegeven, maar moet in één beeld worden gevangen.

Als je dat kunt op 23-jarige leeftijd ben je gewoonweg een grote! Dan mag je ook eigenwijs zijn en je eigen weg gaan zonder al te veel concessies te doen aan de doorsneesmaak. Vermoedelijk heeft hij daardoor ook nauwelijks opdrachten gekregen van overheidsinstanties. En als hij er één kreeg , wist hij die ook perfect te verpesten.

Illustratief daarvoor is de gang van zaken bij een grote opdracht voor het nieuwe Amsterdamse stadhuis, het tegenwoordige koninklijke paleis op De Dam. Hierbij moest de Bataafse Opstand van 60 n.C. tegen de Romeinen worden afgebeeld. Deze opstand werd in de Gouden Eeuw gezien als een parallel van de strijd van de Republiek tegen de Spaanse overheersing en was dus iets waar de heren bestuurders graag mee wilden pronken.

Rembrandt was al tweede keus omdat een oud-leerling van hem, Govert Flinck, die opdracht had gekregen, maar voortijdig stierf. Rembrandt kon op dat moment het geld heel goed gebruiken.

Maar in plaats van er een net schilderij van te maken met edele Bataven die zich aaneen schaarden tegen die vuige onderdrukkende Romeinen schilderde hij een soort roversbende die een eed zweren onder leiding van de woest uitziende, éénogige hoofdman Claudius Civilis. Dat ene oog klopt geschiedkundig wel, maar een minder eigenzinnig kunstenaar had hem waarschijnlijk wel en profil weergegeven met zijn goede oog aan de goede kant.

Judas

De samenzwering van Claudius Civilis, detail, 1661,        

 196-309 cm, Nationalmuseum, Stockholm                        

Maar wat doet Rembrandt? Hij laat Claudius de toeschouwer aankijken. De Amsterdamse bestuurders waren not amused en het schilderij werd na een paar maanden verwijderd. Wat we er nu nog van kunnen zien, is overigens maar een klein deel van het gigantisch grote doek van zo’n 6 bij 6 meter dat Rembrandt had gemaakt. Vermoedelijk heeft hij het later zelf versneden om het nog verkoopbaar te maken.

Eigenlijk is er in de loop van de tijden weinig veranderd. Als je kijkt hoe nu allerlei kunstcommissies bij overheidsinstellingen elkaar veilig achterna lopen in een door kunstpauzen van tevoren aangegeven pad zie je nog steeds het zelfde patroon. Maar in de loop van de eeuwen blijven de grootten toch altijd over. Niet voor niets signeerde Rembrandt met zijn voornaam. Gaat u maar eens na wie van de andere bekende Nederlandse schilders dat toen deed!

Ik kan me voorstellen dat Max Liebermann, een Duitse impressionist (1847-1935) die groot liefhebber was van Frans Hals, eens gezegd schijn te hebben “als je een Frans Hals ziet krijg je zin om te schilderen, maar als je een Rembrandt ziet, wil je er direct mee ophouden”.


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.