BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

MAAR IS HET KUNST?

(verschenen in januari 2005 in het Magazine van de Nederlandse Club aan de Côte d'Azur)

Heeft u dat ook wel eens, zo'n spannend gevoel in de onderbuik? Daarmee bedoel ik dan niet die vlinders bij verliefdheid of de onderbuikgevoelens waarop Pim Fortuyn volgens zijn critici speculeerde. Nee, ik heb 't over het gevoel dat mij soms overvalt als ik in een museum of galerie rondloop en me plotseling aangetrokken voel tot een schilderij of tot een beeld. Om de een of andere reden roept dat kunstvoorwerp dan bij mij een emotie op die ik direct in mijn onderbuik voel.

Ik weet dat ik daarin niet de enige ben. Mijn partner heeft zijn huis vol met schilderijen die daar hangen juist vanwege dat plotselinge gevoel. Hij heeft zich daaraan ook nooit bekocht gevoeld, zijn eerste emotie bij kunst is voor hem altijd de juiste gebleken. Soortgelijke verhalen hoor ik ook van mensen die bij het zien van een schilderij van mij dat tintelende, spannende gevoel krijgen van ‘dat wil ik hebben'.

 

Waar komt die emotie vandaan, waarom kan kunst zoiets blijkbaar oproepen? Het zal u niet verbazen dat hierover al eeuwen lang is nagedacht en dat filosofen, geleerden en kunstcritici allerlei theorieën over kunst en wanneer iets kunst is, hebben ontwikkeld. Het begon al met Plato en Aristoteles in de Griekse oudheid. Later lieten bijvoorbeeld de middeleeuwer Thomas van Aquino, enkele sleutelfiguren uit de periode van de Verlichting in de 18 de eeuw als David Hume en Immanuel Kant, filosoof Friedrich Nietzsche en psychoanalyticus Siegmund Freud zich ook niet onbetuigd. Ook sociologen, antropologen, onderwijskundigen en psychologen leverden hun bijdragen. Kunst in al haar geledingen en al haar diversiteit moet voor de mens toch wel heel erg belangrijk als er zoveel aandacht aan wordt gegeven. Maar ik vermoed dat u niet zit te wachten op een uitleg over de rituele theorie, de theorieën over smaak en schoonheid, de imitatie theorie en communicatie theorieën die allemaal weer kunnen worden ondergebracht in de zogenaamde cognitieve en expressietheorieën. Wie zei er ‘over smaak valt niet te twisten'? Volgens mij valt er, gezien al dat getheoretiseer juist erg veel over te twisten! Juist daarom lijkt ‘t me toch wel leuk bij al dat theoretisch geweld een paar eenvoudige, persoonlijke kanttekeningen te maken.

 

Zo beweert Freud dat de kunstenaar een onbevredigd verlangen heeft en zich daarom, zoals trouwens iedereen met dat probleem, afkeert van de werkelijkheid. De middelen ontbreken hem voor de feitelijke vervulling van biologisch bepaalde verlangens als eer, macht, rijkdom, roem en liefde van vrouwen (blijkbaar speelt alleen de mannelijke kunstenaar een rol in de belevingswereld van Freud, maar daarover eens een volgende keer). Hij brengt zijn hele libido daarom over op het vormgeven van zijn verlangens in een fantasieleven, vanwaar de weg gemakkelijk naar neurose kan leiden. Tja, wat moet ik hiermee, zeker als vrouwelijk kunstenaar? Het positieve van zo'n onbevredigd verlangen is trouwens wel, ook volgens Freud, dat er daardoor prachtige dingen kunnen worden gemaakt.

Tot leringhe ende vermaeck nog een andere kanttekening. Als Hume beweert dat er een universele ‘standaard voor smaak' is en Kant wil aantonen dat goede esthetische oordelen zijn gebaseerd op de kenmerken van het kunstvoorwerp zelf, hoe kan het dan dat Vermeer al snel na zijn dood in 1675 vergeten werd? Niet alleen lijkt ons oordeel over kunst en esthetiek dus wel erg tijdsgebonden, ook voor allerlei theorieën lijkt dat op te gaan. Dank zij nota bene een Fransman, Etienne Thoré-Búrger, werden Vermeers schilderijen echter in de loop van de 19 de eeuw weer ‘herontdekt'. De artikelen die Thoré-Bürger rond 1860 over Vermeer schreef, hebben ervoor gezorgd dat we ons nu niet meer kunnen voorstellen dat één van onze grootste schilders uit de Gouden Eeuw ooit bijna in het vergeetboek was geraakt.

 

Lawrence Alma-Tadema, Een gunstig uitkijkpunt, olieverf 64-45 cm

Of wat te denken van nog zo'n herontdekt Nederlands kunstenaar, Sir Lawrence Alma-Tadema (Dronrijp 1836- Londen 1912), die in Engeland één van de bekendste societyschilders werd van zijn tijd. De aan hem verleende titel van ‘sir' zegt daarover al genoeg. Maar na zijn dood werden zijn schilderijen al snel verguisd als mooie, inhoudsloze plaatjes. Werk van hem kon men eigenlijk alleen nog maar kwijt door het bij het vuilnis te zetten tot er in de jaren 70 van de vorige eeuw langzaam een revival op gang kwam. Nu brengt zijn werk zeer vele tonnen op bij veilingen, is het weer zichtbaar opgehangen in beroemde musea en was er enkele jaren geleden een eerste echt grote retrospectieve tentoonstelling over hem in het Van Gogh Museum te Amsterdam.

 

De feilbaarheid van allerlei theorieën en gedachten over kunst wordt ook, indirect, bewezen door een aantal kunstcritici uit het begin van de 20 ste eeuw. Zij kwamen met beweringen dat kunst niets te maken heeft met het leven of de politiek en dat seksuele of politieke onderwerpen de neiging hebben het esthetisch bewustzijn te blokkeren. Veel moderne kunstenaars die zich in hun werk juist bezig hebben gehouden met politiek en seks zullen hierover heel anders denken. Wilde je trouwens als kunstenaar meetellen in bepaalde kunstkringen die ontstonden in de tweede helft van de 20 ste eeuw, dan moest je juist maatschappijkritisch en politiek bezig zijn en moesten er seksuele taboes worden doorbroken.

Goya, uit de serie Los Desastres de la Guerra

 

En zouden die vroegere kunstcritici wel gedacht hebben aan Goya (1746-1828)? Wie de serie gravures van ‘Los Desastres de la Guerra' van Goya kent (ontstaan vanaf het jaar 1810) weet gewoon dat hun stellingen absoluut niet kunnen kloppen. Elke keer wanneer ik die gruwelijke, schokkende afbeeldingen over de oorlog zie, zie ik tijdloze kunst van de hoogste orde. Maar tegelijkertijd wordt mijn middenrif op een beslist onprettige manier geraakt als door een mokerslag.

 

Interessant in de huidige tijd zijn de discussies rond een groep jonge Engelse kunstenaars die bekend werden in de jaren 90 nadat reclamegigant Charles Saatchi zich over hen ontfermde. Eén van hun belangrijkste exponenten is de controversiële Damien Hirst (1965), die naar eigen zeggen gebiologeerd wordt door het leven en de dood. Saatchi financierde in 1991 een heel bekend kunstwerk van hem: een haai op sterk water. Via de telefoon bestelde Hirst in Australië een kadaver van een 5 meter lange tijgerhaai die hij in Londen exposeerde in een met formaldehyde gevuld aquarium met de titel ‘The physical impact of death in the mind of someone living'. De discussie over de vraag of de bedenksels van Hirst, door velen een charlatan genoemd, als kunst moeten worden gezien, was en is nog steeds zeer levendig. Krijgen de bewonderende kunstkenners met hun lovende artikelen gelijk? Persoonlijk word ik niet warm of koud van zijn werk, het roept bij mij hooguit enige irritatie op. Geef me dan maar Goya die dood en leven veel intenser weergaf in zijn etsen. De tijd zal weer leren wat beklijft maar persoonlijk geef ik Hirst niet veel kans evenals alle getheoretiseer rond zijn werk.

 

Damien Hirst, The physical impact of death in the mind of someone living

 

Het lijkt er soms op dat in bepaalde kunstkringen het concept, het idee met bijbehorende theorie, belangrijker is dan de uitvoering en het technisch kunnen van de kunstenaar, dat kunst gewoonweg niet mooi mag zijn en dat een esthetisch, goed opgebouwd schilderij of beeld absoluut niet kan. Illustratief hiervoor vind ik een prachtige tekening van Peter van Straaten, onze chroniqueur van het moderne leven. Hierop staat een eigentijdse koppel in een galerie naar een schilderij te kijken. De vrouw, enigszins voorovergebogen en sterk geïnteresseerd naar het werk kijkend, vraagt haast smekend aan de wat afstandelijker getekende man: ‘Oh, wat is dit mooi! Maar het is toch, hoop ik, geen kunst, hè?

Dat doet me denken aan mensen die zeggen ‘ik heb geen verstand van kunst, maar ik vind dit toch wel heel erg mooi'.Ik heb dan vaak de neiging te zeggen ‘houden zo'. Laten we vooral proberen van kunst te genieten. Er over praten, schrijven en theoretiseren moeten we blijven doen, dat levert beslist veel toegevoegde waarde op. Maar ik denk dat veel ideeën en theorieën erg tijdsgebonden zijn. Zou niet ons primaire gevoel, dat onderbuikgevoel waarover ik in het begin schreef, het allerbelangrijkste zijn? Hoe en waardoor zou dat gevoel trouwens ontstaan, hoe zou dat kunnen worden verklaard? Daarover moet misschien toch maar eens een goede theorie ontwikkeld worden!

 


Ik vind het leuk als u via email op mijn 'kunststukje' wilt reageren:   email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.